Maandag was het mijn laatste blog, nu is het zaterdag. Bijna een week, als ik het breed neem…. Het was een heel bijzondere werkweek! Dus zet je schrap voor een XL-blog!

 

Het is dinsdagmiddag dat ik wat ongerust begin te worden. Het is een kleine 40 graden en er is weinig lucht in het klaslokaal waar ik werk. Tijdens de middagpauze moeten we de heuvel op stappen, naar het hotel. Niet zo heel ver, maar in volle zon. Ik voel moet niet zo lekker. Er is eindelijk wel vegetarisch eten, maar het is naar mijn normen toch vrij vet. Als ik ‘even ga rusten’ doen mijn darmen wat raar.
‘Het is de warmte!’

K en ik versieren een lift met de auto naar beneden. Iemand van de organisatie is naar een nabijgelegen stad en ik vraag of zij voor mij een ventilator kan kopen. Ik zal het betalen en wil hem daarna aan de school (waar we de lokalen mogen gebruiken) doneren. Ik heb er met mijn innerlijke boekhouder over overlegd en dat lijkt me een win-win voor mijn zelfzorg, voor mijn deelnemers en voor het schooltje. Ik waarschuw mijn deelnemers dat ik mogelijks, ‘opeens’ kan weglopen, maar dat ik zal terugkomen. Ze lachen wat mee.
Het is een fijne workshop met heel pientere deelnemers. Ik hou het tot de pauze en dan tot het einde van de workshop. Ze zijn tevreden. Ik laat mijn lokaal, tegen mijn gewoonte in, achter zoals het is. Zet het niet klaar voor de volgende morgen, veeg het bord niet… Ik loop naar het toilet. Daar word ik net niet opgesloten 😉

Weer de heuvel op. Moeizamer deze keer. Ja, het zal de warmte wel zijn.
Ik argumenteer dat ik toch wel tegen we warmte kan, dat ik in Griekenland woon!
‘Ja, maar de warmte hier is anders dan die op een eiland. Het is hier de warmte van de Danube!’

We gaan eten. Het gaat niet. Na twee happen moet ik weg. Ik ga naar mijn kamer en val terstond in slaap. Ik moet vanavond eigenlijk een plenaire workshop geven. We beslissen al snel dat we die uitstellen tot de volgende dag. We vervroegen de vrije avond gewoon. Ik zal wel wennen aan die warmte!

(Even ter verduidelijking: we geven na een gezamenlijke opstart een programma van drie dagen, waarbij de drie groepen telkens doorschuiven naar de volgende trainer en de avonden hebben we plenaire sessies.)

Ik besluit niets te schrijven. Nee, eigenlijk besluit mijn lijf dat. Ik kan niet. Ik lig in mijn bed en zelfs wanneer ik besef dat een Dafalgan of zoiets wel goed zou zijn, blijf ik liggen. Dat is te ver, te moeilijk, te zwaar. Dan moet ik mijn bed uit én mijn grote koffer open maken.
Ik slaap amper, sleep me ontelbare keren naar het toilet omdat het niet anders kans. Ik heb het warm, heb het koud. Zweet. Ril. Ik zou verwachten dat ik bezig ben met ‘hoe moet ik morgen lesgeven’ maar dat ben ik niet. Daar heb ik geen plek voor in mijn hoofd. Ik zit alleen maar in mijn lijf.

De volgende ochtend komt Katrien kijken. Gaat het? Nee, eigenlijk niet. Maar ja, het moet he en ik ga mee naar ‘het ontbijt’.
Ik denk dat je het aan me ziet, als ik de reacties van de deelnemers goed interpreteer.
‘Gaat het?’
‘Nee, maar het moet he!’
‘Selfcare!?!’ is de laconieke reactie.
Ja, maar ik kan toch niet geen lesgeven?!
Even later verschijnt Kris. Zelfde liedje. Ik vermoedde het. Gedempte geluiden vannacht hadden me het gevoel gegeven dat ik niet alleen stond.
Koffie voelt niet goed. Na een half stuk brood, reageert mijn lijf. Het gaat niet!
Katrien stelt voor dat zij een alternatief programma aan de hele groep aanbiedt. Kris en ik nemen het in dank aan. Ik raap alle breinresten samen om even mee te denken over de inhoud en loop dan terug naar de kamer. Die ochtend lukt het om toch even te slapen.
Het zal wel een zonnesteek zijn.

De namiddag nemen we dapper onze lerarentaak weer op. En ook de avondsessie verzorg ik. Met momenten zou je zelfs denken dat het goed gaat. Een cocktail van pillen helpen me hierbij. De maaltijden zijn beperkt tot een hoopje rijst of enkele patatjes of wat polenta. De rest is te vettig. Er is niet veel alternatief.

Die woensdag valt mijn doucheknop op de grond en breekt af. Ook dat nog. Ik douch me verder met een tuinslang. Wanneer ik iets in het stopcontact wil steken, krijg ik een elektrische schok. Ook dat nog! Het is me zooooo duidelijk: ik moet hier niet zijn!

Donderdag opnieuw een hele dag lesgeven, ondertussen is de temperatuur minstens 15 graden gedaald. Het is een hele fijne groep. Ik probeer alles te  geven en elk vrij moment te rusten. De deelnemers zijn enthousiast. Ik vertel ergens – in een authentieke opstoot – over mijn ‘ik moet hier niet zijn’ (Wel een beetje spannend, want ik wil ook niet de indruk geven dat ik niet bij hén wil zijn!). Dus aan het einde neemt een deelnemer het woord nog even om te zeggen dat ze wel begrijpt dat het moeilijk is om hier zo ziek te zijn, maar dat ik de verkeerde conclusie trek. Dat het een groot verlies zou zijn als ik niet langer zou meedoen met het project… Je weet wel, van die complimenten. Ik probeer ze zo goed mogelijk te ontvangen – ook al heb ik zelf het gevoel dat ik echt niet 100% gepresteerd heb. Wanneer ik naar mijn kamer stap, denk ik: ‘ja het is ook wel leuk he’ en ik struikel prompt op de trap en val languit op mijn zij. Ik krabbel recht, tegelijkertijd kermend van de pijn en lachend van de betekenisvolheid. Ik blijf staan, kijk strak naar de hemel (zonder zelfs te checken of er iemand in de buurt is) en zeg luidop: ‘Hoeveel complimenten ik nog zal krijgen, geen nood, ik ga het niet meer doen! Ik heb de boodschap begrepen! Je hoeft me geen reminders meer te sturen!’. Dan stap ik resoluut naar de kamer en val in slaap. Gelukkig zetten Kris en Katrien een bordje voor me opzij.
Kris herstelt blijkbaar wat sneller. Maar ook Katrien is ondertussen geveld. En enkele deelnemers kampen met dezelfde symptomen. Nee, het is niet van de zon! Dit is een virus!

Donderdagavond de bewegingssessie. Ik probeer Katrien zo goed en zo kwaad als ik kan te ondersteunen bij de workshop. En toch maar weer meteen het bed in.

Vrijdag, de laatste dag. Deze ochtend verzorgen we een afscheidsritueel en dan komt de Belgische Ambassadeur met zijn vrouw en de Gouverneur van de Danuba Delta en nog wat mensen, voor een officieel gedeelte. Ik twijfel wat ik zal aantrekken. Deze week heb ik vooral gekozen voor losse ‘makkelijk hanteerbare’ kleding. Maar dit is wel de laatste dag!
Ik beslis om mijn mooiste kleedje aan te doen. Appelblauwzeegroen, dat haalt het beste in me naar boven. Ik mag dan wel nog niet uit het as herrezen zijn, maar ik kan het op zijn minst in een schone urne verpakken! En ik geniet van de complimentjes 😉

Alles verloopt goed. Halverwege een verhaal gewoon rechtstaan en weglopen wordt niet meer als ‘onbeleefd’ maar als ‘doe vooral!’ ervaren.

Tijd voor afscheid van deelnemers, van de ambassadeur en zijn echtgenote, en ’s avonds ook van de mensen van de organisatie. Want wij vertrekken met drie vroeg in de ochtend naar Constanta, waar we de trein nemen naar Boekarest. Daar laat ik Katrien en Kris achter, die de stad gaan verkennen en ik neem een taxi naar de luchthaven voor een vlucht naar Athene…

Terug op Griekse bodem…

Wanneer mijn vliegtuig met een paar minuten vertraging landt, beslis ik om me niet te haasten om die shuttle van 18u30 te halen. Ik zal wel op mijn gemak een koffietje drinken en die van 19u30 nemen. Ik ga naar het toilet en het eerste wat me opvalt is de geur – zo fris – en dan ook de netheid. Zo anders dan in Boekarest. En meteen is het iets minder erg om wéér op het toilet te zitten. Ik wandel door en zie mijn valies, die blijkbaar als eerste op de band ligt, dus rep ik me toch maar om ze nog te pakken. Het is nog maar 18u22, dus wie weet? En jawel, ik wandel naar de parking en de shuttle staat er nog. Dus ben ik toch lekker om 19u op mijn kamer. Een fijne kamer: einde van de gang mét zicht op zee! En ik durf het bijna niet te schrijven maar: ik denk dat het ‘gekeerd’ is. Ik zit terug op de positieve flow! (Ik kreeg zelfs een berichtje dat de uitlaat van mijn auto gemaakt is!) Dus drink ik met alle vertrouwen een Freddo Cappucino en ga ik seffens lekker Grieks eten mét een Ouzo!

Almost home.

‘Ik ga nog even naar mijn kamer en al eens denken over mijn blog.’ Die uitspraak was de aanleiding voor een kort gesprek over het ‘moeten’ dagelijks schrijven. Voor mij is het een uitdaging, die ik mezelf gegeven heb. En ik probeer me er wel aan te houden. Ik moet toegeven dat er een paar dagen zijn geweest, de afgelopen twee maanden dat ik dacht ‘oei, ik moet nog iets schrijven’. Maar eens ik dan begin, vind ik het wel fijn. En de paar keren dat ik het echt niet zag zitten, deed ik het gewoon niet. Of als ik een late afspraak had en ik had vroeger op de dag geen tijd…

Soms stel ik me inderdaad de vraag ‘Waar kan ik het over hebben?’ maar meestal drijft er als vanzelf een onderwerp boven. Meestal moet ik zelfs schrappen (maar dat is hoe het hoort he: “Kill your darlings!” en “Less is more!” zijn hippe quotes onder de schrijvers ;-)). Ik maak keuzes.

Als ik gisteren focus op ‘de Remco’, mag ik het niet hebben over de bestuurder van de boot, die me instrueert in het midden achteraan te gaan zitten. Over het feit dat we er niet uit zijn of dit is omwille van de verdeling van het gewicht in de boot, dan wel omwille van het feit dat hij, elke keer dat hij achteruit kijkt om (echt of zogezegd?) naar de motor te kijken, hij in mijn decolleté kan kijken (want ik geef toe dat ik een open topje aan had;-)). Als we op de terugweg merken dat hij beduidend minder achteruit kijkt (toen zat de boot bijna vol), gaat het vermoeden van Katrien en mij richting optie 2. Maar ik ga daar dus niet op in, want dat sluit niet aan bij het onderwerp van de dag.
Ik ga dan ook niet in op de discussie die daarop volgt rond hoe je daar naar kijkt. En dat ik ondertussen zoiets heb van ‘awel ja, kijk maar!’. Dat dat een super-on-feministisch standpunt is en dat ik zoiets dus eigenlijk niet hardop durf te zeggen. Maar dat ik als 50-plusser dat eigenlijk eerder als een compliment dan als een belediging beschouw.

Dat raakt dus allemaal niet in die blog, omdat het net naast het thema zit.

En het mag ook niet teveel van hetzelfde zijn. Of zeker niet twee dagen na elkaar. Zo denk ik vanmorgen even om het te hebben over ‘de Remco’ en hoe fijn het is dat we elkaar vanmiddag nog zien.

En…

Voilà, hier heb ik dus 8 regels gedelete omdat het toch teveel opnieuw over hem gaat. En omdat ik ook oog probeer te hebben voor de privacy van de mensen om me heen. Ik heb dingen zitten schrijven, die niet door mijn ‘deontologisch commissie’ raken. Want, we weten toch maar net niet of niemand weet over welke Remco het gaat. De wereld is zo klein. En als ik dan persoonlijke dingen blootgeef over hem, zonder het te checken…
Als ik zelf in mijn blootje ga, dat is mijn beslissing. Maar als ik het over anderen heb, moet ik toch stevig oppassen. En dat gaat niet over de privacywetgeving hoor, maar over een buikgevoel (en mogelijks ook beroepsmisvorming).

Het gaat dus over focus, variatie, privacy,…. Maar vooral over goesting! Goesting om te schrijven! Goesting die alleen maar wordt gevoed door de fijne reacties vanuit verschillende hoeken. Goesting om de door mezelf toegeworpen handschoen op te pakken. Om de uitdaging aan te gaan. En ondertussen is het ook al een soort van meditatief moment geworden. Een half uur je voor mezelf, voor het slapen gaan. Allez, half uurtje. Soms duurt het posten wel wat langer (dat is het grootste werk, het schrijven eigenlijk niet ;-))
En het gaat ook over woordkeuze. Ik daag mezelf uit om niet meer te zeggen ‘Ik moet mijn blog nog schrijven!’ Nee, ik mag of ik wil. Want dat klopt meer bij hoe het voelt.

Dus vandaag een blog met wat overschouwingen over het schrijven van een blog. En tussen het onderwerp door, is mijn 50+stukje er toch maar lekker in geslaagd om even iets te schrijven over die leuke “gluurder” van gisteren. Heerlijk toch!

Vanmiddag bij de lunch verschijnt er een onbekende man aan het buffet. Ik vraag

‘New?’ ‘Yes, I wanted to check in, but he offered me lunch!’ Ik antwoord dat de hoeveelheid Engels hier inderdaad beperkt is, waarop hij reageert (nog steeds in het Engels): ben je Nederlandse? Ik zeg: ‘Nee, nee, van België (als ik bedenk wat er daarna allemaal volgde, zal het wel niet beledigend zijn overgekomen – zo van ‘nee, alsjeblief niet, toch geen Nederlander!’). Maar dus blijkbaar hij wel, dus konden we gewoon in het Nederlands verder praten. Nog voor we met opgeschepte borden naar buiten stappen hebben we dus verder kennis gemaakt, weet ik dat hij net toekomt en maar één nachtje blijft, een auto heeft en weet hij dat we hier met drieën zijn en dat we komen werken. Als we naar buiten gaan, stel ik voor dat hij bij ons komt zitten en introduceer ik hem aan Kris en Katrien.

Remco dus. Hij komt sympathiek over, open en geïnteresseerd én hij heeft een auto. En jawel, binnen de kortste keren zijn we aan het plannen om samen naar de zee te gaan.
Nu moet je weten dat ik twee dagen geleden naar Kris en Katrien gewhatsappt heb: ‘Zeg, vriendjes, ik vroeg me af, hebben jullie zin om zondag een uitstapje te maken naar de zwarte zee?’ Zij hebben natuurlijk zaterdag een reisdag en zijn wat terughoudend. Dus heb ik niets kunnen regelen.

Deze ochtend gaan we naar de nabijgelegen burcht. Heel mooi. Maar ik heb een groot verlangen om de Zwarte Zee te zien. Ik ben er zo dicht bij! Ik had dat in mijn hoofd, voor ik naar Roemenië kwam, maar heb mijn verblijfplaats, de eerste dagen, wat fout ingeschat (een kaart op booking.com kan zo misleiden). En plotsklaps, staat er daar dus een knappe jonge man, met een Dacia Duster, die ons wil meenemen. Als dat geen synchroniciteit is, of geluk of toeval (afhankelijk van hoe je naar het leven kijkt). De hoteleigenaar legt ons uit dat we twee dorpen verder een bootje kunnen nemen, naar een strand… En zo gezegd, zo gedaan.

Als een kind zo blij, huppel ik naar het strand – nee, eerlijk gezegd, neem ik een aanloop om te huppelen, maar bedenk dan wat enkele weken geleden het effect was van huppelen. Dus ik hou me in en zeg ter vervanging tegen Katrien: ‘Ik zou willen huppelen, maar doe het nu even niet, maar zo voelt het wel!’.

Het wordt een geweldige dag. Ik heb in de Zwarte Zee gezwommen! Ik heb nog maar eens gevoeld wat een zee met me doet! En er waren prachtige schelpen! Ik heb er wel 50 geraapt! En nog meer dingen met een uitroepteken!

Heerlijk.
Ik zou haast vergeten dat ik hier ben om te werken.
Morgen is het zo ver. Maar vandaag is het dus gewoon nog genieten. Van de mooie omgeving, van de fijne collega’s en van de Remco, mijn prins voor één dag!

Ik kan niet anders dan het toch maar weer even over geluk hebben, vandaag. Ik weet niet goed of ik meer geluk heb dan de gemiddelde mens, of het meer opmerk, maar ik heb echt wel veel geluk.

In het hotel waar ik verblijf most ik maar om 12u uitchecken. Dus ik zeg: ‘Geen probleem!’ wanneer de receptioniste me vertelt dat er in de ochtend geen watertaxi meer is. Ik heb dan echt nog een ochtend, kan dan nog lunchen in het hotel en om 14u20 is er een plekje vrij.

Wanneer de boot arriveert, is er geen plaats meer aan de aanlegsteiger. Maar geen nood, ik heb geluk, mijn favoriete ober heeft het gezien, komt aangesneld, instrueert de taxi om naar het grote ponton te varen, pakt mijn (zware) valies als een veertje met zich mee terwijl hij me voorloopt naar deze plek. Hij maakt het hekje open en ik kan op mijn gemak in de boot stappen, terwijl hij de valies inlaadt.

De receptioniste heeft ook nog even voor me nagekeken dat er om 15u55 een bus is richting Babadag en ze zegt: gewoon de promenade naar rechts lopen! Dus wanneer we om 15u45 arriveren aan de promenade stap ik naar rechts – dat wordt een nipte. Er zijn drie mensen die ook van de boot komen en die me voor lopen. Wellicht moeten zij ook naar het station. Ik ga er maar vanuit en ik volg hen. En jawel,ik heb gelukwant opeens zie ik aan de linkerkant een plek met bordjes met een woord dat ik interpreteer als ‘perron’ en namen van steden. Gelukkig weet ik dat ik richting Tulcea moet. Maar ik denk: ik moet eerst een ticketje kopen! (Want zo gaat dat bij ons toch.) Er zijn verschillende bureautjes en ik stap in het middelste binnen en kijk zoekend rond. Op dat moment vergeet ik dat Aluxandroe gisteren een briefje voor me heeft geschreven. Maar na enkele seconden stapt er een man op me af en hij vraagt iets. Ik interpreteer dat hij vraagt wat ik zoek of waar ik naartoe moet. Ik antwoord ‘Babadag’. Daarop pakt hij me bij de arm en leidt me naar zijn bus. Hij stopt mijn koffer in de koffer en wijst dat ik in de bus moet gaan zitten. Ik zeg ‘Ticket?’ en hij zegt iets, waardoor ik denk: ‘Dat komt wel in orde’. En effectief, wanneer hij even later achter het stuur gaat zitten (want is was dus gelukkignet op tijd), geeft hij me een briefje waaruit ik kan afleiden dat ik 15 Lei moet betalen. Ik geef hem bij de volgende halte het geld, vergezeld van ‘Multumesc’ (want twee woorden Roemeens ken ik: buna ziuaals goeie dag enmultumescals dankuwel – die twee openen poorten!).

Een eind verderop herken ik Babadag (Gelukkigvertelde Jorge veel over het land en wees me allerlei aan op onze heenweg!). Maar wanneer hij het busstation oprijdt, draait hij zich expliciet naar mij en wijst me op het feit dat ik op mijn bestemming ben. Super toch!

Net voor we aan het busstation zijn, heb ik een restaurant opgemerkt. Ik wandel daar dus heen en bestel een Café Frappé. Niet helemaal als mijn Freddo Cappucino, maar het kan er toch mee door. Ik informeer even of er daar taxi’s zijn – nee. Of hij een idee heeft hoe ik in Enisala geraak? Eens bij de bushalte proberen? Gelukkigheeft Aluxandroe gisteren ook het telefoonnummer van mijn nieuw verblijf op een briefje genoteerd. Dus, probeer ik dat eerst even. En jawel, Gibi neemt op en zegt dat hij meteen iemand zal sturen.

En dan arriveer ik hier en zie de omgeving. En sta me toe hier even mijn analyse van gisteren te hernemen:
Water: ja!
Water + ruimte: ja ja!  Een vijver – een meer – een zee… En veel plat land.
Water + ruimte + blauw: ja ja ja! Niet veel verschillende tinten, maar wel blauw!!!

En hier mag ik dus een weekje werken. Man man man, ik heb geluk!

 

Ps als je de plek wil zien, kijk even op mijn Facebookpagina voor een 360°!

Toen ik vandaag op de fiets zat besefte ik dat ik de laatste dagen heel veel geleerd heb. Dus ik zet het even op een rijtje:

Vaststelling 1

Ik zeg wel eens dat ik een watermens ben. Maar ik leer dit de laatste dagen relativeren. Het gaat duidelijk om meer dan water. Mijn analyse is als volgt.
Water: ja! (Maar! Bruin water in een gracht ‘doesn’t do the trick!’ – there has to be more!)
Water + ruimte: ja ja!  Hoe meer ruimte, hoe beter. Een vijver – een meer – een zee…
Water + ruimte + blauw: ja ja ja! Hoe meer tinten blauw, hoe beter.

Vaststelling 2

Ik voel me behoorlijk vrijer als ik een vervoermiddel ter beschikking heb. Ik ben geen stapper en dat ervaar ik vandaag nog maar eens. Ik huur een fiets en nog geen 100 meter verder, verschijnt er een grote glimlach op mijn gezicht. Ik rij de enige straat die Crisan rijk is af, iedereen groetend met ‘buna ziua’ en iedereen lacht en groet terug. Een oud mannetje duidt met zijn hand dat ik naast hem op het bankje mag komen zitten. Ik dank hem hartelijk.
Ik geniet van de fietstocht. Stop hier en daar voor een fotootje of om even rond te kijken. Ik rij tot ik niet meer verder kan. Ondertussen ‘spot’ ik plekjes waar ik zou kunnen gaan eten.

Vaststelling 3

Geef me een tennisrokje (met zo’n shortje in bevestigd) en een fiets en ik denk terug over mezelf als ‘meisje’. Ik verlies meteen 20 jaar en voel me een jong blaadje. Dus dat oud mannetje zal me wel lusten!

Vaststelling 4

Lokale bevolking is over het algemeen vriendelijker dan toeristen.
Waar ik gisteren weinig contact had met de andere toeristen op de boot, is het contact vandaag net groot. Mensen roepen me dingen toe – ik snap ze natuurlijk niet, maar ik beantwoord ze steevast met een verontschuldigende glimlach.

Wanneer ik ‘s middags in Pensiunea Ovidiu iets ga eten, vraagt de jonge vrouw die daar op haar computer zit te werken, van waar ik kom. ‘’Uit België.’ ‘Ah, en is het je eerste keer in Roemenië?’ ‘Nee, ik was hier al eerder…’ En van het één komt het ander. Ik vertel over het project Joyful Teaching en over Naxos. Zij vertelt dat haar vriend al een paar keer in België was en beloofd heeft haar eens mee te nemen, ‘want het is daar zo mooi’. Maar het is nog niet gelukt.
Na even zit ik bij haar, haar vriend en haar zus aan tafel en praten we uitgebreid over het land, het beleid, het toerisme… Ze vraagt wat ik van het eten vind…
Dedju, wat nu gedaan?! Ik had nog maar net op de fiets bedacht dat ik daarvan iets in mijn blog zou schrijven. Dat ik zo blij ben dat ik niet in Roemenië geboren ben, want dat ik het eten hier niet lekker vind… Kan ik dit zeggen zonder haar/hen te schofferen? Maar ik mag van mening verschillen, dat betekent niet dat ze me niet meer leuk vind! Dus zeg ik voorzichtig: ‘nee, ik eet geen vlees en de vorige jaren in Transylvania was het heel erg op vlees gericht. En de enige vervanging die ze konden bedenken was Mamaliga (Polenta), maar dat lust ik eigenlijk niet graag. Dus nee, als ik héél eerlijk ben, dan ben ik niet zo’n fan van het eten. En nu hier is er wel vis, maar hij smaakt zo naar… vis…’ Ze licht me toe dat ik zeker geen gegrilde vis moet nemen hier, maar met een saus (en geeft me een paar belangrijke namen mee) of gepaneerd. En ze is enthousiast over Icre…
Even later is ze opeens verdwenen. En ja, je raadt het. Ze komt terug met een bordje met viseitjes van karper, ui en een mandje brood. Ik moet het proeven. En het is lekker! ‘Zo’, zegt ze, ‘dan is er toch iets van Roemenië dat je graag eet!’
En als ik vertel dat ik morgen naar Enisala moet en dat ik nog niet weet hoe ik er raak, want dat het Roemeense transportstelsel niet zo doorzichtig is, doet ze wat opzoekwerk, belt ze met het hotel, legt uit waar het trein/busstation is én schrijft een briefje ‘Goeie dag, ik moet naar Babadag of Enisala, kan je me helpen welke bus ik moet nemen?’ (in het Roemeens natuurlijk).  Dan moet ik dat gewoon tonen. Het ontroert me, zoveel hulp en liefde…

Opgeladen rij ik verder en vind een plekje waar ik me helemaal alleen op de wereld waan.

Vastelling 5

De zon schijnt anders in Roemenië dan in Naxos. Hier kan ik de zon veel moeilijker pakken in mijn loep en tot het brandpunt brengen…

Vaststelling 6

Het was een zéér fijne dag met als kers op de taart een praatje met een Antwerps koppeltje met twee leuke kinderen Sam en Zen én een ongeplande facetime met mijn zus en mijn mama.

Vaststelling 7

Ik ben best gelukkig en daar ben ik zo dankbaar voor!

“Tegenwoordig leef ik volgens een paar simpele regels:

  1. Ik doe mijn best.
  2.  Ik sta mezelf toe gezien te worden
  3. Ik pas het advies toe dat een acteercoach me over alle aspecten van mijn leven gaf: ga verder. Wees niet bang. Laat het allemaal zien. Hou niets achter.
  4. Ik zal geen mysterie voor mijn dochter zijn. Zij zal me kennen en ik zal mijn verhalen met haar delen: de verhalen van falen, schaamte en iets bereiken. Zij zal weten dat ze niet alleen is in die wildernis.

Dit is hoe ik in elkaar zit.
Hier kom ik vandaan.
Dit is mijn eigen puinhoop.
Dit betekent het om bij mezelf te horen.”

Aan het woord is Viola Davis, actrice en volgens Time Magazine in 2017 bij de 100 invloedrijkste persoenen van de wereld. Als ik eerlijk ben, kende ik haar niet. Alhoewel ik wel eens heb gehoord over een serie waarin ze meespeelt. Maar ik ga ervan uit dat gemiddelde mens meer ’mee’ is met de wereld dan ik. Het komt uit het boek van Brené Brown over verbinding (waar ik in juni in begon, maar waar ik nog niet halfweg ben geraakt ;-))

Wanneer ik dit lees krijg ik kippenvel en tranen in de ogen. Ja, dat voelt goed. Dat zou ik ook willen zeggen.

Ik zou het als volgt herformuleren:
“Tegenwoordig leef ik volgens een paar simpele regels:

  1. Ik doe mijn best.
  2. Ik sta mezelf toe gezien te worden. (Of alleszins, ook daartoe doe ik mijn best.)
  3. Ik probeer te leven volgens het advies: ga verder. Wees niet bang. Laat het allemaal zien. Hou niets achter.
  4. Ik zal geen mysterie voor mijn omgeving zijn. Ik zal mijn verhalen delen: de verhalen van falen, schaamte en iets bereiken. Zodat mensen kunnen herkennen, weten dat ze niet alleen zijn in de wildernis.

Dit is hoe ik in elkaar zit.
Hier kom ik vandaan.
Dit is mijn eigen puinhoop. En mijn paradijs.
Dit betekent het om bij mezelf te horen.”

Bij mezelf horen. Maar ook bij anderen.
Ik besef hoe belangrijk dat ‘horen bij’ toch ook voor mij is. Al is het op een heel minimaal niveau. Maar ook hier hoor ik er al bij. En ik weet eigenlijk niet goed hoe ik dat doe. Maar ik maakte al contact met een Vlaamse dame, wat leidde tot een ‘goede morgen’, met een Duits jongentje en later met de rest van de familie (omdat hij beweerde dat ik Duits was) en met mijn Roemeense buren, die een woordje Frans spreken. Tegen de tijd dat ik terug naar mijn kamer liep had ik dus al Roemeens, Frans, Engels, Duits én Nederlands gesproken. En Grieks eigenlijk, maar dat is omdat ik uit gewoonte ‘ne’ zeg als ik ‘ja’ bedoel. Dat is altijd even aanpassen als ik Griekenland verlaat… En hier is het dus ‘da’…

En het stelt dus niet veel voor, en toch. Kunnen goeie dag zeggen en weten dat mensen je herkennen, voelt belangrijk. Het gaat weer over gezien worden he, waar ik eerder al over schreef.

(Dit deel schreef ik vanmorgen reeds, nu vervolg ik – je zal de andere vibe voelen;-))

Want als het omgekeerd is, heeft het ook invloed. Vanmiddag stond er een uitstap gepland. Een excursie langs kanalen en verschillende meren. Om iets voor drie sta ik braaf aan het water te wachten. Even lijkt het erop dat de Vlaamse mensen ook meegaan, maar uiteindelijk stap ik in de boot met negen mensen die het Engels (of iets anders) duidelijk niet machtig zijn.
Ik beschrijf even het gezelschap:
– Een koppel dat zich meteen naast de kapitein (of de bestuurder van de boot) zet en koppel twee wel kent.
– Een koppel met één dochter. Moeder en dochter hebben gelnagels om U tegen te zeggen en valse wimpers. Dochter lijkt eerst geïnteresseerder in haar telefoon dan in de omgeving, maar dat verandert als ze de kans krijgt een fotoshoot te doen op de snuit van de boot, in het midden van het meer. Man is bescheiden aanwezig.
Deze vijf mensen zijn vermoedelijk Roemeens, want zij praten met de kapitein.
– Dan is er nog een gezin bestaande uit een moeder die aan de bange kant is (interpretatie op basis van omgang met reddingsvesten en geluidjes en ogen), een vader die vooral wil geruststellen en twee dochters die tegen de puberteit aan hikken, maar ook nog lekker klein kunnen zijn als ze nat worden of de boot raar doet. Zij zijn vermoedelijk niet Roemeens, alhoewel de taal even onverstaanbaar is, maar er is geen contact tussen dit gezin en de anderen.

Het eerste uur dat we samen in de boot doorbrengen, is er quasi geen enkel oogcontact. Ik heb een licht vermoeden dat ze bang zijn omdat ik een vreemde taal spreek. Ik wil het dus zeker niet negatief interpreteren. Tot twee keer toe zie ik zelfs het meisje aan de overkant wat opzij duiken als ze de indruk heeft dat ze in de weg zit voor een foto. Maar dus, geen contact. En dat werkt ontzettend op me. Ik kijk maar zie weinig, vind dat het water stinkt en vraag me af wat ik hier doe.

Het is pas als er een probleem met de boot ontstaat, dat er iets van contact komt. Het alarm dat af gaat, de motor die stil valt, de herstart en dan het tevergeefs proberen vertrekken, is dan ook redelijk onrustwekkend. Iedereen ziet al de koppen in de krant: ‘10 toeristen overnachten in een bootje in de Donaudelta’ of ‘Toeristen op onverklaarbare wijze verdwenen in de Donaudelta’ – afhankelijk van aan wie je het zou vragen (De angstige moeder ging meteen voor het tweede en deed haar reddingsvest terug aan – zou er twee aangetrokken hebben als ze kon en ontketende een halve ruzie met haan man rond ‘of de kinderen ze nu wel of niet moesten terug aan trekken’…)
Maar dus dat moment van ongerustheid schept iets van verbinding. Gelukkig. De tijd daarna ervaar ik als veel aangenamer. Ook al wordt er nog geen woord gewisseld. Maar af en toe is er wel een teken van ‘jij bent er ook’ of zo.
Het helpt me in het hier-en-nu te komen, wat me het eerste uur best zwaar viel. Maar dus het tweede deel van de tocht is beter. Verbinding door de angst en daarna door de schoonheid van de omgeving en de pelikanen. En het water dat niet meer stinkt ;-).

Bij mezelf horen dus, dat is belangrijk en blijkbaar toch ook een beetje bij de anderen.

P.S. En dan voel ik me heel belachelijk dat dat zo belangrijk is en tegelijkertijd wil ik daar mild naar kijken, maar ik krijg mezelf toch niet zover om op de ‘publiceren’-knop te drukken voor ik deze ps erbij zet! Ik zal mijn verhalen delen, ook van falen en schaamte 😉

Vanmorgen om 3 uur, toen ik al een twintigtal minuten onder de levenden behoorde, bedacht ik dat dat toch relatief is: dat vroeg opstaan moeilijk is. Eens je wakker bent… Straks zal ik wel een ‘inzinking’ hebben, maar op ’t moment viel het dus mee. Ik rij als enige met een pittige bestuurder naar de luchthaven. De incheck gaat vlotjes. Geen probleem dat het een kilootje teveel is.

Alles gaat vlot eigenlijk: alles vertrekt op tijd, iedereen is vriendelijk. Allez, ik maak er ook een sport van soms om mensen te laten glimlachen. Ik denk dan: ze moeten hier een hele dag zitten (aan de douane bijvoorbeeld) en die kijken dan zo serieus,… Het is toch veel leuker wanneer ze zouden lachen. En dan kijk ik diep in de ogen met mijn meest ontwapenende glimlach en 99% van de keren lukt het me. Die glimlach terug. Dan ga ik altijd met een ‘ketjing!’-gevoel verder.

In Istanbul komen we dus op de spiksplinternieuwe luchthaven toe en daar arriveer ik aan gate 36 en ik vertrek van gate 34… Kwestie van handig te zijn.

Beide vluchten vertrekken op tijd en mijn koffer verschijnt bij de eerste stuks op de baggageband… Ik heb een taxi besteld tegen 11u, zodat hij zeker niet zou moeten wachten, maar hij heeft gekeken naar mijn vluchtnummer en hij is er al. Ik was nog niet aan het uitkijken, wilde eerst naar het toilet, maar hij kwam naar me toe. Blijkbaar googlen ze hun klanten tegenwoordig (of hij toch) zodat ze een fotootje kunnen zien. (Ik zag later mijn foto op zijn telefoon!). Maar dus de Jorge is een vriendelijk, niet onknap Roemeens exemplaar die na een tijdje ook nog supergrappig en interessant blijkt. Ik zit lekker vooraan – daar is meer lucht en we geraken meteen aan de praat. We hebben het over de Roemeense cultuur, het beleid (of eerder het gebrek daar aan), de Gipsies (er zijn toch niet veel Roemenen die deze bevolkingsgroep in hun hart sluit, bedenk ik nu ik hier voor de vierde keer ben), de omgeving… Hij geeft heel veel tips over wat ik allemaal zou kunnen doen. (Ik ga nog eens moeten terugkomen ;-))
Dan is het even zoeken waar hij me exact moet ‘droppen’. Het wordt wat over en weer getelefoneer (heel verantwoord!) met de watertaximaatschappij en met zijn baas… En uiteindelijk zijn we – te snel zou ik bijna zeggen, zo gezellig is het – in Tulcea aan het water. We moeten vlug afscheid nemen, want het is bijna 12 uur (en door hem zou ik een taxi vroeger kunnen nemen – anders moet ik nog 2 uur in de stad rondhangen) én hij heeft geen parking én er staat een politieman. Dus hij geeft me snel twee kussen en hoopt dat ik het vind. Hij roept nog: ‘Laat mijn baas weten of het gelukt is!’ ‘I will!’ En ik doe dat ook meteen, want waar hij me heeft afgezet blijkt ook helemaal de juiste plek. Dus ik stuur een complimenteus berichtje naar zijn baas. Maar op het moment dat ik wil instappen is er telefoon: ‘Of het gelukt is?’ ‘Yes, I’m boarding right now.’ Dus het is een kort telefoongesprekje, maar daarna stuurt hij nog een berichtje ‘Was it near the place I let you?’ en dat is het begin van heel wat berichtjes. Hilarisch gewoon. Allez, weer een nieuw vriendje erbij 😉

De tocht naar het hotel duurt langer dan gedacht. Het eerste half uur: ‘Leuk!’, het tweede half uur: ‘Ah, is het zo ver?’, het volgende half uur ‘Waar brengt die ons naartoe?!’ Gelukkig is er een tatoe-man met hond, die me verzekert dat het bijna mijn toer is. Had ik dat wat verkeerd ingeschat! Dat heb je met zoeken op een kaart via Booking.com… Ik dacht dat is in de buurt, maar nee dus.

Maar het is fijn arriveren, een vriendelijke dochter van de eigenaar die haar verhaaltje brengt (en dan soms verontschuldigend zegt ‘ja, ik moet dat zeggen he’). Eindelijk iets eten – want ik ben al 11u op en heb alleen twee keer een vliegtuigontbijt gehad, wat betekent een mini taai broodje met een vierkante centimeter harde kaas, twee zwarte en één groene olijf en twee kerstomaatjes en drie stukjes komkommer.

Ze hebben hier vis en slaatjes. Hoera hoera (Je moest mijn ervaringen kennen van de voorbije jaren, in Transylvania, waar de niet-vleeseters nog moeten uitgevonden worden!)

Na mijn siësta is het even werken om in de positieve mood te blijven. Ik denk: ik ga even naar het zwembad, maar de luide techno die uit een blaster (of hoe heet zoiets) van een groepje Roemeense gasten die al van smiddags bier drinken, komt, en die de lokale radio die uit de luidsprekers galmt overstemt, brengt mij in vluchtmodus. Ik wilde peace and quiet! Ik ga dus even een wandelingetje maken vooraan, aan de Donau. Maar ik merk dat ze eigenlijk stinkt, dat er heel veel vuil ligt en dat het hier ‘the middle of nowhere’ is. Ik denk: Suzanne herpak u! En ik werk dus om me te concentreren op details. Ik neem foto’s om de schoonheid te kunnen zien. Maar als ik uiteindelijk aan de achterkant van het hotel beland, waar de roeibootjes liggen, pas dan lukt het echt. Daar is het mooi. Daar is het rustig. Daar is er geen storend geluid. Morgen zal ik me gewoon hier komen zetten!

Bij het avondeten probeer ik alle vissoorten ontcijferd te krijgen, maar het zijn bijna allemaal vissen die ik ken van naam zoals meerval en tarbot, maar die ik nog nooit gegeten heb. Het wordt dus een avontuur. Maar nu eerst wat slaap in halen! Dat ik morgen nog meer de schoonheid hier kan zien!