Toen ik aan dit verhaal begon, dacht ik dat het centrale thema ‘ontmenselijking’ zou zijn. Mijn Covid-periode is een traumatische ervaring. Ik kan er nog steeds niet over vertellen zonder de nodige tranen. Het heeft een aantal dingen pijnlijk uitvergroot. De connectie die er niet is met bepaalde mensen, terwijl ik dat toch bleef hopen. Wederkerigheid die ik binnen een vriendschap verwacht, maar die achterwege bleef. Gedragenheid binnen een sociaal systeem, wat spijtig genoeg in duigen ligt. Medeleven dat moet onderdoen voor oordeel.

Maar al schrijvend kwam ook de andere zijde naar boven. En wellicht duidt dat op heling. Er verschijnt zelfs een glimlach op mijn gezicht. Door die ene kant zo expliciet te maken, kon ik opeens ook de andere kant helemaal in het licht zetten. Dat wat er wél was. Onverwacht. En de dankbaarheid daarvoor is groot.

Dus ik ben blij dat ik een genuanceerd verhaal kan brengen. Vanuit het hart.

Over ontmenselijking en menselijkheid.
Over teleurstelling en dankbaarheid.

 

Woensdag 1 december 2021

Om 9 u sta ik voor de deur van de apotheek om de hoek. Ik had een afspraak gemaakt omdat ik een belangrijke vergadering heb. En nadat ik vorige week woensdag een ‘toch wel hoog risico contact’ heb gehad, wil ik op zeker spelen. De afgelopen dagen heb ik zoveel mogelijk contact vermeden en het is al een week geleden, maar toch.

Maar toen ik vannacht wakker werd, wist ik het: ik ga positief zijn. Ik formuleer het bewust zo. Want dat is onze nieuwe manier van praten. We zijn niet ziek of hebben griep. Nee, we ‘zijn positief’.

Daar waar het een preventieve afspraak was, is het nu een bijna overbodige bevestiging. Ik koop meteen ontsmettingsproduct. ‘Voor het geval dat…’ En jawel, na een kwartiertje al belt ze me op: ‘U bent positief getest.’ Ik had al een papier meegekregen met wat ik diende te doen, voor dat geval dat…

Ik ben nu een covid-case, een nummer in de statistieken en vooral een gevaarlijk sujet.
Of toch nog niet helemaal, want als ik écht officieel covid wil hebben, moet ik een positieve PCR-test kunnen voorleggen. Toch als ik een herstelcertificaat wens.

Dus ik pak al mijn energie bij elkaar, tracht wijs te raken uit de zovele websites en vragen om aan een code te raken, maak een afspraak en rij naar het testcentrum.  Ondanks de goede bedoelingen, voelt zo’n tent / garage waar je lopende band werk bent, waar je een digitaal uitgelezen nummer bent en met minimale instructies gepenetreerd wordt en dan weer buiten gestuurd, heel onpersoonlijk.

Daarna kruip ik in bed. Voel me niet goed, maar zo gaat dat met een griep. Ik telefoneer en stuur berichtjes naar wat vrienden en familie. Ik ben nog helemaal niet gealarmeerd. Het komt wel goed, ik heb vertrouwen in mijn lichaam.

De eerste twee dagen zijn nog doenbaar, dan slaat het in alle hevigheid toe. Koorts, pijn aan mijn longen, uitputting… En daar lig ik dan.

 

Ontmenselijking en teleurstelling?  Jawel. Dit zijn mijn ervaringen.* (zie noot onderaan)

Isolatie. Als een leprapatiënt 200 jaar geleden behandeld worden.
De huisgenoot die zich wegsteekt wanneer ze me van de trap hoort komen, want ik ben gevaarlijk.
Met een ontsmettingsproduct alles wat ik aanraak afvegen en meteen het raam openzetten als ik in de ruimte kom. Maar voelen dat dat blijkbaar niet genoeg is.

Vrienden en familieleden die niet bellen of niet informeren hoe het gaat. En me afvragen of ze denken ‘ze had zich maar moeten laten vaccineren’. En dat ik ze daarom niet hoor, of amper een berichtje krijg.

De persoon die toevallig belt en wiens enige reactie is ‘je had je maar moeten laten vaccineren’. En daarna niet meer van zich laat horen.

Ik die de dokter niet wil lastigvallen, want ‘huisartsen zijn overvraagd’.  Volhouden, ook al voel ik dat het van kwaad naar erger gaat.
Dan toch mijn moed bijeen rapen en bellen voor een afspraak. De reactie: ‘Maar mevrouw, u hebt covid?!’ Alsof het dan ongehoord is om een dokter te willen zien.
Moeten terugbellen op het telefoonuurtje. Te horen krijgen dat als ik me niet goed voel, ik maar naar spoed moet gaan.

Niet naar spoed willen gaan want ‘de ziekenhuizen zijn overvraagd’.
Terugdenken aan dat gesprek waarin ik te horen kreeg dat het door ‘mensen zoals ik’ is dat ‘mensen zoals zij’ geen goeie zorg krijgen. Zo staat het toch in de krant, toch?!
Denken aan een vriend die naar de spoed ging en ondertussen op intensieve ligt.
Niet weten of het wel erg genoeg is.

Kwaad worden aan de telefoon, allez, beginnen wenen en zeggen ‘dat ik het niet begrijp, dat we toch in België leven en dat ik toch recht heb om als mens behandeld te worden.’
Een afspraak krijgen, maar aan de voordeur – ze wil niet door de gang naar de tuin.
Achter de voordeur zitten wachten op het afgesproken uur, want twee verdiepingen naar beneden lopen als de bel gaat, lukt niet.
Mijn stoel voor mijn deur zetten terwijl de dokter zich ‘bewapent’ met schort en extra face-shield.
De overbuurman door het gordijn zien kijken terwijl de dokter me op de stoep onderzoekt.
Onwezenlijk. Ik ben een covid-case.

Dokter bellen bleek niet onterecht: een longontsteking. Antibiotica moet binnen de 24 u aanslaan en koorts moet zakken. Anders naar spoed.

Gelukkig voelen dat de koorts zakt, na tien dagen en terug hoop hebben dat je naar huis kan vliegen (Naxos ;-)).

Ontdekken dat Griekenland andere regels heeft rond het herstelcertificaat en bovendien een negatieve PCR-test vraagt, die ik mogelijks niet kan voorleggen door mijn recente ziekte, die niet wordt erkend door de andere regels rond het herstelcertificaat…

En vooral alleen zijn, opgesloten.
Ik ben een covid-case.

 

Menselijkheid en dankbaarheid? Jawel. Ook dit zijn mijn ervaringen.

De vriendin die me verplicht elke ochtend en elke avond een bericht te sturen, zodat ze weet hoe het gaat. Ze kan niet komen. Ze zit zelf in isolatie.

De vrienden, van wie je het niet direct verwacht, die een ‘ziekenzorg’-groepje starten en gezonde maaltijden koken en drie kwartier rijden om dat te komen brengen.

De vriendin die héél erg pro vaccinatie is, en erin slaagt me de hele periode geen enkele opmerking te geven over mijn keuze.

De vriendin die een ‘pep-up-doos’ aan de deur komt zetten. Met gezonde maar (yessss) ook ongezonde dingen. Zelfs een zonnebril om terug anders te kunnen kijken.

De mensen die ik eigenlijk niet zo goed ken, maar die berichten sturen. Velen onder hen, misschien toevallig, niet gevaccineerd en ook ziek (geweest). Berichten met ervaringen, hulpmiddeltjes, knuffels en gewoon ‘hoe is ‘t?’.

De vriendin die elke ochtend belt om te zien of ik wakker ben geworden.

Collega’s die betrokken zijn en informeren. Een directeur die heel flexibel oplossingen zoekt en me tijd geeft.

Vrienden die videobellen, omdat ze me ook willen zién, want ik klink zó slecht.

De bloemen die worden geleverd of dat pakketje met thee en een maskertje om mezelf te verwennen.

Een Italiaanse traiteur die soep en een maaltijd komt leveren. Ik hang uit mijn venster om te zeggen dat ze het voor de deur mag zetten. En ze roept naar boven van wie ze het moest komen brengen: een dierbare collega die zelf in de prak ligt, maar absoluut haar steentje wil bijdragen.

Dat smsje: ‘Vandaag in de aanbieding: stukje zalm, rijst en venkel, vers pompoensoepje. Mag ik dit brengen? Eventueel nog iets nodig van de winkel?’

De vriendin die haar halve flesjes olietjes en strippen voedingssupplementen komt brengen, omdat Farmaline mijn bestelling maar niet levert.

De buurman die meteen naar de apotheek loopt en mijn antibiotica brengt en de volgende morgen nog eens om de puffer gaat, die niet beschikbaar was.

De vrienden die allerlei opzoekingswerk doen rond de voorwaarden om naar Griekenland te vliegen en hoe we dat kunnen oplossen. En die op hun beurt vrienden inschakelen om me te helpen.

En nu?

Het ligt nog niet helemaal achter me, die periode. Het lijkt wel zo, maar de intense vermoeidheid maakt het niet makkelijk om het oude leven terug op te pakken. Het lijkt soms of ik op een paar weken tijd, een paar jaar ouder ben geworden.

Het heeft tijd nodig, hoor ik dan rondom me, ‘je moet geduld hebben’. En ja, wellicht komt alles goed.

Aanvaarding helpt daarbij.
Aanvaarding van de beperking in eerste instantie.
Maar vooral aanvaarding van de pijn die deze ervaring me deed, de wonden die achterblijven.

Wat ik leer is hoe belangrijk het is er ‘te zijn’, in zo’n kwetsbare momenten.

Dat een telefoontje, of zelfs een bericht op het antwoordapparaat, toch een andere impact heeft dan ‘Al beterschap?’ op whatsapp.
Dat een kommetje soep aan de deur gaan brengen, onbetaalbaar is.
Dat het soms moeilijk is om hulp te vragen als je stevig ziek bent en dat pro-actief zijn dan echt nuttig is.
Dat iemand die ziek is, soms niet meer de kracht of helderheid heeft om in te schatten wat er dient te gebeuren.

Dat de geest soms rare dingen denkt, als je daar alleen ligt op je kamertje.
Dat (al dan niet bewust gezaaide) angst en polarisatie, mensen goede zorg ontneemt. Omdat ze deze niet krijgen, of omdat ze deze niet durven vragen uit schaamte of angst voor nog meer veroordeling.
Dat bij elke maatregel het subsidiariteitsprincipe in het achterhoofd zou moeten zitten.
Dat een covid-case toch ook vooral een mens blijft.

Dus ik wil je mijn verhaal vertellen. Het verhaal van mijn hart, mijn lichaam, mijn ziel. Omdat ik denk dat mijn verhaal mijn unieke situatie overstijgt. Dat het gaat over universele waarden Omdat ik vrees dat we soms, in het heetst van de strijd, in het belang van het grotere geheel, die essentiële elementen over het hoofd zien. En dan zijn het de kleine unieke verhalen die ertoe doen. Laat ons, los van persoonlijke keuzes, gewoon allemaal mensen blijven en goed voor elkaar zorgen.

 

Laat ons menselijke mensen blijven in een menselijke samenleving.

 

*Belangrijke noot

Het is niet mijn intentie wie dan ook te kwetsen met deze passage.
Ik wil benadrukken dat dit een kijk is van één stukje van mij. Mijn rationele stukje kan dingen wel plaatsen.
Ik heb begrip voor familie en vrienden die hun eigen zorgen en problemen hebben en geen ruimte voelen om er te zijn of daardoor zelfs niet door hebben wat er aan de hand is.
Ik heb begrip voor mensen die door angst verlamd geraken, door het luisteren naar goedbedoelde adviezen of eenzijdige informatie.
Ik heb begrip voor artsen die overvraagd zijn en zichzelf willen beschermen.
Ik heb begrip voor mensen die een oordeel hebben over de keuze van anderen. Vaak is angst hier een grote motivator. Vaak is er niet de ruimte om te kijken naar mogelijke motieven voor die keuze.
Ik heb zelfs begrip voor een overheid die mijns inziens angst gebruikt, omdat ze wellicht geen betere manier zien om mensen te sturen in hun gedrag.
En ik besef dat de linken die dit stukje van mezelf, op dat moment, in haar volle kwetsbaarheid, legt, wellicht te eng en te eenzijdig zijn.

En weer is het van dat: ik neem eindelijk nog eens een boek mee om wat te lezen en na, deze keer maar 7 pagina’s, heb ik zelf alweer zin om in de pen te kruipen (cfr blog van 4 juli). Gelukkig heb ik mijn schriftje mee.

Zo gaat dat met een goed boek: het inspireert.
Het is niet zomaar een boek. Ik kreeg het cadeau van het paar dat op couple’s retreat kwam. De man had het mee om te lezen en het had hem ook geïnspireerd. Tijdens onze eerste sessie citeerde hij reeds:

‘Aimer, ce n’est pas se regarder l’un l’autre,
c’est regarder ensemble dans la même direction.’

van Antoine de Saint-Exupéry.

En dat hij het hier niet helemaal mee eens was. Dat dat misschien zelfs de valkuil was in een langdurige relatie. Dat je misschien wel teveel in dezelfde richting keek (om het bedrijf dat ‘gezin’ heet, draaiende te houden) en te weinig naar elkaar. Misschien moeten mensen die lang samen zijn, juist terug leren om naar elkaar te kijken. En dat is precies waarom ze hier zijn: terug die connectie vinden. Twee harten, twee zielen die elkaar tegen komen en ervoor kiezen om samen op weg te gaan. De weg wordt alsmaar duidelijker en breder. Het ‘samen’ dreig je onderweg te verliezen.
Aan het einde van de week krijg ik het boek cadeau (inclusief zand – heerlijk!) met een mooie boodschap erin geschreven. ‘Je hebt ons een nieuwe weg getoond…’ zie ik er onder meer in staan. Kan het toepasselijker?
En dus neem ik het boek mee, wanneer ik naar een terrasje fiets waar de cederbomen wat bescherming bieden voor de hittegolf die me airconditioning leert appreciëren.

Nog in dezelfde eerste ode staat nog een citaat, van Rodaan Al Galidi deze keer. Nederlandse poëzie.

Morgen
Ga ik naar de vrouw van wie ik hou
En geef ik haar haar vleugels terug.

Zo mooi.
En zo herkenbaar: je vleugels verliezen in een relatie, misschien zelfs niet zozeer omdat de ander ze kortwiekt of afneemt. Maar soms ben je zo verblind door het pad van de ander dat je zonder dat je het zelf weet, meer aan het stappen bent dan aan het vliegen. En ook daar is op zich niets mis mee. Alleen, misschien ben je gewoonweg een vrouw die voorbestemd is om te vliegen. En als je dan trouw wil blijven aan jezelf, dien je zelfs niet te wachten tot de ander je je vleugels teruggeeft, maar mag je zelf stoppen om ze op te rapen.
Hoe pijnlijk het ook is om het gezellige pad dat je met twee bewandelde te verlaten, eens je weer de vrijheid van je vleugels voelt, eens je weer zweeft en vliegt, duikt en stijgt, besef je dat dit je ware aard is.

Alle goeie dingen komen per drie, dus laat me er nog eentje tegenaan gooien.

‘Liefde is het begin en het einde van alles.’

Ik hoorde het gisteren in zo’n romantische feel-good-movie, die je wel eens kijkt in ‘zo’n periode’. Het raakte me.
Ja, liefde is het begin van alles en misschien is het einde ook verbonden met liefde – zelfliefde. Een liefde die wat stiefmoederlijk wordt behandeld. Een liefde waar we niet standaard in worden opgevoed, waarin we vaak niet worden gestimuleerd maar eerder afgeremd, ter voorkoming van ongebreideld egoïsme. Maar ook dat is liefde. Belangrijke liefde.

Liefde, een woord dat veel gebruikt wordt, een woord dat heel veel lagen heeft.
Liefde waarin we naar elkaar kijken en naar onszelf en samen vooruit.
Liefde waarin we een pad gaan, maar ook hoog vliegen.
Liefde die pijn doet en liefde die heelt.

Liefde.

Ik wens het je toe. De liefde die juist is.