We zouden op roadtrip gaan. Over land naar Naxos. Extreem voorbereid zijn we niet. Het is maar op het laatste moment dat we beslissen om de auto te ‘vercamperen’. Bovendien is het echt wel druk, die laatste weken.
Van nature ben ik nochtans wel graag op alles voorzien. Binnen Inspinazie stond ik bekend als degene die ‘altijd alles bij had’: van veiligheidsspeld tot thermisch deken. Maar blijkbaar niet meer. Is het ouderdom? Is het emotionele groei? Is het voor- of achteruitgang? Ik weet het niet zeker. Er is alleszins beweging. 

Ik werk tegenwoordig niet meer met lijstjes maar laat dingen meer organisch ontstaan. 
Zo word ik verliefd op een kampeersetje in ‘mijn kleuren’ in de Hema in Zandvoort, waar we stiekem wat fotootjes gaan nemen voor onze foto-opdracht… En zo zorgt de opruim in het huis van mijn mama, die naar een woon-zorgcentrum is, voor twee wijnglazen. Dat drinkt toch fijner dan een plastieken bekertje. Die opruim zorgt daarnaast voor een kampeertafeltje, voor extra tupperware-potjes en broodplankjes, voor een frigobox, een kleurige tafeldoek, zelfs voor een dweil.

We vertrekken dus met een volgeladen auto, niet op basis van een lijstje. Een lijstje, waar wellicht een badhanddoek zou hebben op gestaan… 

Ik reis best vaak, maar de laatste jaren overnacht ik voornamelijk op hotel en vaak ga ik naar ‘mijn huis’ in Naxos, waar alles voorzien is. Immers, gezien mijn leven zich zo gespreid afspeelt, heb ik ondertussen heel wat spullen dubbel. Zo heb ik op beide plekken ondergoed, handdoeken, basiskledingstukken en badproducten. 
Ondergoed, basiskledingstukken en badproducten: check!
Maar (en met een titel als ‘Badhanddoeken zijn stevig ‘overrated’’ had je het al zien komen) waar ik niet aan dacht: badhanddoeken. 

Eigenlijk is het nog erger: standaard zit er zo’n sneldrogend exemplaar in mijn koffertje. Maar op het laatste moment haalde ik die er nog uit omdat er zoveel in moest en ‘ik er toch heb in Naxos’!
Maar dus reeds bij onze eerste nacht in Oostenrijk, daagt het ons: ‘oeps, vergeten’!
Geen nood, een dagje zonder douchen kan geen kwaad en er zijn papieren handdoekjes aan het toilet waar we onze tanden poetsen en een kattenwasje doen. 
‘Laat ons gewoon handdoeken kopen onderweg!’

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, zo ontdekken we. We komen er niet zoveel tegen. Waar vind je zoal handdoeken in een grootstad? Of misschien denken we er niet op het juiste moment aan natuurlijk. De eerste dagen missen we ze immers niet, want we verblijven op hotel. 
Hotels met prachtige zachte handdoeken, trouwens. En jawel, het dwarrelt door onze gedachten: ‘We nemen er gewoon eentje mee’… En dat voelt dan even spannend en grappig. Tot het ‘echt’ wordt… Dan wordt het duidelijk dan geen van ons beiden een geweten heeft dat daarmee kan leven. Fijn eigenlijk om dat zo sterk te voelen. 
Maar dus: geen handdoek. 

En daar staan we dan, op de camping… We hebben net een wandeling van een 10-tal km achter de rug, met best wat klimmen. Bovendien is het ook stevig warm, dus een douchke zou goed doen… Maar om nu te zeggen dat het warm genoeg is om na de douche in ons blootje over de camping te lopen om ons te laten opdrogen… Hmmmm
Dus moeten we een plan bedenken. Verschillende mogelijkheden komen tijdens een brainstormsessie naar voren: een tafeldoek, een fleecedekentje, een sjaal… Maar te stijf, te weinig absorberend, te nieuw. Keukenrol lijkt ons dan weer niet goed voor het klimaat;-).
Dus de winnaar: jawel… de dweil van bij ons mama. Vers gewassen weliswaar. En ik kan je verzekeren: It does the job!
En een keukenhanddoek kan ook best wat vel drogen! 

Daar bovenop, slaag ik er de volgende dag nog in om pas in de douche, nà de douche, tot besef te komen dat mijn keukenhanddoek nog te drogen hangt. Maar een topje (dat zat zelfs niet tussen de opties) kan dus ook uit de nood helpen. 

Slotconclusie: Laat het maar los…

Laat het maar los? Jawel, het werd ons lijflied doorheen de roadtrip. *
Laat het maar los: 
die lijstjes, 
die veronderstelling dat je alles moet voorzien, 
die overtuiging dat een mens een handdoek gebruikt om zich af te drogen. 
Laat het maar los, je vindt altijd wel een oplossing. 
En je beleeft dubbel zoveel plezier!

*Trouwens, ‘Laat het maar los’ is een superfijn lied van Ingeborg, te vinden op haar cd “Where the sky touches the sea”.

We zouden op roadtrip gaan. Over land naar Naxos. Vrij last minute beslis ik om de Berlingo (lichte vracht) om te vormen tot een mini-camper. Heel basic, maar superfijn. Onder het bed staan drie kisten die tot de top gevuld worden met materiaal. Er moet best veel mee. Ook mijn kleren voor de volgende zes maanden natuurlijk en heel wat promomateriaal… Vrijdagavond vullen we alles zorgvuldig en alvorens onze laatste avond af te sluiten met frietjes, brengen we nog even Agnes haar auto weg. Het is daar dat een verrassend verhaal zich ontspint. 

Agnes parkeert haar auto op de oprit bij haar zus en ik naast de weg. We gaan even binnen om de sleutels af te geven. Slechts enkele minuten later komen we al terug buiten omdat ze wel benieuwd zijn naar de nieuwe inrichting. Groot is dan ook de verbazing als de auto blijkt verdwenen. 

Jawel verdwenen. 

Daar waar hij enkele minuten geleden nog stond, was nu alleen een grote leegte. 

‘Hoe kan dat nu? Maar hoe kan dat?’ Ik heb het wellicht wel twintig keer herhaald. ‘Maar hoe kan dat?’ 

Een heel onwezenlijk gevoel. Ik denk even dat ze een grap met me uithalen. Dan loop ik naar voor en naar achter en duw op mijn sleutel in de hoop dat hij ineens uit het niets opduikt. Maar niets. Geen Cidra (zo heet mijn auto!).  

En dan sijpelt het binnen: het is niet alleen mijn auto, het zijn ook bijna al mijn kleren, mijn promomateriaal, een ladder, een scherm, klein materiaal… En natuurlijk onze roadtrip. We zouden morgen vertrekken… Hoe moet dat dan zonder auto?

Ik moet de politie bellen. 

Wie steelt er hier nu een auto? En zo snel? 

De vrouw aan de andere kant van de lijn is heel vriendelijk.
‘Of mijn auto los stond?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘En of ik de sleutel nog heb?’
‘Ja natuurlijk wel.’
‘Maar hoe kan die dan weg zijn?’
‘Ja, dat vraag ik me ook af. Gestolen zeker.’ 
Ze noteert alles, heeft veel begrip voor mijn lichte ‘overstuursheid’. En noteert dat er heel wat in zit. (Al mijn kleren!) en dat ik voor zes maanden naar het buitenland zou gaan… Achteraf besef ik dat dat er allemaal niet toe doet natuurlijk, maar het voelt wel fijn dat ze zo luistert. Als ze alles heeft genoteerd, zegt ze dat ik daar moet blijven, dat de politie zal komen. 

We staan daar wat rond te draaien als kiekens zonder kop. Ondertussen is een buurvrouw ons komen vervoegen en wordt er stevig uitgewisseld ‘dat ze toch dachten dat dat hier een veilige buurt is. Dat ze soms haar auto zelfs los laten staan.’

Ik dwaal wat rond. Loop wat af en aan. Tot ik in de verte een zwarte camionet opmerk. Het lijkt een zotte gedachte dat dat Cidra zou kunnen zijn, maar toch. Ik zeg: ‘ik ga even kijken’. En hoe dichter ik nader, hoe meer ik meen haar te herkennen. Ik begin te lopen. Agnes zegt: duw op uw sleutel… En jawel, haar lichtjes gaan aan…

Tweehonderd meter verder, ongeveer. Daar staat ze. In een haag. Op 25 cm van een andere auto. 

Ze is zelfstandig een kruispunt overgestoken, is rakelings een geparkeerde bus gepasseerd en is dan licht afgeweken en aan de overkant van de straat tegen de borduur gegaan, op het voetpad terechtgekomen en met de hele linkerflank in de spireastruik gegaan (bizar dat je op zo’n moment zelfs opmerkt welke struik dat is). Dat heeft gelukkig haar vaart gestopt, zodat ze niet tegen de enige, aan die kant van de weg geparkeerde, auto aan zat. 

Een raar gevoel. 
Heel wat gevoelens eigenlijk. Afwisselend én tegelijkertijd.

Blij. 
Trillen over gans mijn lijf omdat alle toekomstplannen even leken weg te vallen. 
Traumareactie. Heel normaal, denk ik.
Misschien een beetje triest doordat Cidra nu links helemaal onder de krassen zit. 
Maar dat gaat er misschien wel uit met wax. En eigenlijk doet dat er niet toe.
Vooral blij dat er niets fundamenteel aan de hand is. De velgen zijn wat geschonden, maar de wielen zijn nog in orde. 
Terug bellen naar de politie en zeggen dat ik haar teruggevonden heb. 
Terugrijden en verbaasd zijn hoe ver ze wel niet stond.
Niet begrijpen hoe dit is kunnen gebeuren. 
Vooral blij zijn dat er niemand anders in betrokken is geraakt. 
Voelen hoe graag ik mijn auto zie. En hoe ik uit kijk naar die roadtrip. 
Vooral blij zijn dat het allemaal goed is gekomen. 

En beseffen,

Nog maar eens,

Dat ik toch echt geluk heb in het leven. 

Zo dankbaar!