Vanavond is Eye to I gestart. Het was fijn. We zijn maar met z’n drieën. Eva, Kyra en ik. En toch blijf ik het een groepje noemen. Een klein groepje weliswaar.

Het is een heel gedoe in mijn hoofd: dat kleine groepje. Want in hoeverre maak je dat kenbaar? Het klinkt zo hip om te zeggen dat je groepen allemaal vol zitten. Dan ben je succesvol. Dan kijken mensen naar je op. Dan word je bewonderd…
En natuurlijk heb ik een ijdel kantje, dat dat wel leuk zou vinden: succesvol zijn en opkijken en zo.
Maar er is ook een ander stukje (misschien ook wel een ijdel kantje eigenlijk) dat daar wat op neer kijkt. Het wil eerder bewonderd worden voor haar moed. Niet voor het resultaat. Dus maakt niet uit hoeveel mensen erbij zijn!

Een bezorgd stukje wil aanvullen:‘Het is ook niet alleen maar goed, als het vol zit. Vol zitten, doet niet per definitie uitspraak over de kwaliteit.’
Maar dan reageert mijn innerlijke promogirl: ‘Soms wel natuurlijk. Trouwens, het gaat er vaak niet om hoe het juist zit (wat de exacte waarheid is), veel mensen geloven liever wat hen wordt voor geschoteld . En als zij redeneren ‘Amaai, dat zit al vol, dus het zal  wel goed zijn.’, dan gaan ze al vroeger reserveren. Zo raakt het vroeger vol en dat geeft weer een goed beeld. Zo verhoogt de kans dat het ook de volgende keer weer vol zit…

Het is dus tegenaangewezen om iets te vertellen over het niet vol zitten… Laat staan dat je zegt dat het maar een groepje van twee mensen is! Schandalig! (Dat laatste was een lekkere toevoeging van de innerlijke criticu. Die houdt ervan om kritische opmerkingen van andere stukjes nog eens te onderstrepen en ‘schandalig!’ is daar een supergoeie uitdrukking voor.

Maar dus, ben je daar open over? Over die twee?

Mijn innerlijke boekhouder vindt dat ook maar niks natuurlijk. Die ziet de relatieve kost ook stijgen, waardoor het inkomen exponentieel omlaag gaat. En dan schiet zijn rekenmachine in gang – en die stond al op door de diefstal – en dan ziet die me al in de goot terecht komen. Gelukkig ben ik ondertussen goed bevriend geraakt met mijn boekhouder en als hij in zo’n bui is, kan ik tegenwoordig al met mildheid naar hem kijken en glimlachen. Ik weet dat hij het goed bedoelt.

Maar moet je dat vermelden? Of moet je daar gewoon, zonder te liegen, niets van neerschrijven of uitspreken? Moet ik de foto’s zo kiezen dat het niet opvalt?
Ik blijf het een moeilijke vinden. Want echtheid en authenticiteit, is iets dat zodanig tot mijn ‘core’ behoort, dat ik het bijna onverantwoord vind indien ik er dan ik er niet eerlijk over zou zijn.
Met het risico dat er ander soort mensen dat niet als eerlijkheid ziet, maar als onkunde…

Mijn eerlijkheidsstrijdertje staat op de barricade, maar mijn relativeerder duidt ook op enkele manieren om veel te zeggen zonder veel te zeggen.

Een groepje met twee dus, maar we gaan erin vliegen. En ik ga alles geven . Dat doe ik sowieso. Ook al is het deze keer op één been!