Maandag was het mijn laatste blog, nu is het zaterdag. Bijna een week, als ik het breed neem…. Het was een heel bijzondere werkweek! Dus zet je schrap voor een XL-blog!
Het is dinsdagmiddag dat ik wat ongerust begin te worden. Het is een kleine 40 graden en er is weinig lucht in het klaslokaal waar ik werk. Tijdens de middagpauze moeten we de heuvel op stappen, naar het hotel. Niet zo heel ver, maar in volle zon. Ik voel moet niet zo lekker. Er is eindelijk wel vegetarisch eten, maar het is naar mijn normen toch vrij vet. Als ik ‘even ga rusten’ doen mijn darmen wat raar.
‘Het is de warmte!’
K en ik versieren een lift met de auto naar beneden. Iemand van de organisatie is naar een nabijgelegen stad en ik vraag of zij voor mij een ventilator kan kopen. Ik zal het betalen en wil hem daarna aan de school (waar we de lokalen mogen gebruiken) doneren. Ik heb er met mijn innerlijke boekhouder over overlegd en dat lijkt me een win-win voor mijn zelfzorg, voor mijn deelnemers en voor het schooltje. Ik waarschuw mijn deelnemers dat ik mogelijks, ‘opeens’ kan weglopen, maar dat ik zal terugkomen. Ze lachen wat mee.
Het is een fijne workshop met heel pientere deelnemers. Ik hou het tot de pauze en dan tot het einde van de workshop. Ze zijn tevreden. Ik laat mijn lokaal, tegen mijn gewoonte in, achter zoals het is. Zet het niet klaar voor de volgende morgen, veeg het bord niet… Ik loop naar het toilet. Daar word ik net niet opgesloten 😉
Weer de heuvel op. Moeizamer deze keer. Ja, het zal de warmte wel zijn.
Ik argumenteer dat ik toch wel tegen we warmte kan, dat ik in Griekenland woon!
‘Ja, maar de warmte hier is anders dan die op een eiland. Het is hier de warmte van de Danube!’
We gaan eten. Het gaat niet. Na twee happen moet ik weg. Ik ga naar mijn kamer en val terstond in slaap. Ik moet vanavond eigenlijk een plenaire workshop geven. We beslissen al snel dat we die uitstellen tot de volgende dag. We vervroegen de vrije avond gewoon. Ik zal wel wennen aan die warmte!
(Even ter verduidelijking: we geven na een gezamenlijke opstart een programma van drie dagen, waarbij de drie groepen telkens doorschuiven naar de volgende trainer en de avonden hebben we plenaire sessies.)
Ik besluit niets te schrijven. Nee, eigenlijk besluit mijn lijf dat. Ik kan niet. Ik lig in mijn bed en zelfs wanneer ik besef dat een Dafalgan of zoiets wel goed zou zijn, blijf ik liggen. Dat is te ver, te moeilijk, te zwaar. Dan moet ik mijn bed uit én mijn grote koffer open maken.
Ik slaap amper, sleep me ontelbare keren naar het toilet omdat het niet anders kans. Ik heb het warm, heb het koud. Zweet. Ril. Ik zou verwachten dat ik bezig ben met ‘hoe moet ik morgen lesgeven’ maar dat ben ik niet. Daar heb ik geen plek voor in mijn hoofd. Ik zit alleen maar in mijn lijf.
De volgende ochtend komt Katrien kijken. Gaat het? Nee, eigenlijk niet. Maar ja, het moet he en ik ga mee naar ‘het ontbijt’.
Ik denk dat je het aan me ziet, als ik de reacties van de deelnemers goed interpreteer.
‘Gaat het?’
‘Nee, maar het moet he!’
‘Selfcare!?!’ is de laconieke reactie.
Ja, maar ik kan toch niet geen lesgeven?!
Even later verschijnt Kris. Zelfde liedje. Ik vermoedde het. Gedempte geluiden vannacht hadden me het gevoel gegeven dat ik niet alleen stond.
Koffie voelt niet goed. Na een half stuk brood, reageert mijn lijf. Het gaat niet!
Katrien stelt voor dat zij een alternatief programma aan de hele groep aanbiedt. Kris en ik nemen het in dank aan. Ik raap alle breinresten samen om even mee te denken over de inhoud en loop dan terug naar de kamer. Die ochtend lukt het om toch even te slapen.
Het zal wel een zonnesteek zijn.
De namiddag nemen we dapper onze lerarentaak weer op. En ook de avondsessie verzorg ik. Met momenten zou je zelfs denken dat het goed gaat. Een cocktail van pillen helpen me hierbij. De maaltijden zijn beperkt tot een hoopje rijst of enkele patatjes of wat polenta. De rest is te vettig. Er is niet veel alternatief.
Die woensdag valt mijn doucheknop op de grond en breekt af. Ook dat nog. Ik douch me verder met een tuinslang. Wanneer ik iets in het stopcontact wil steken, krijg ik een elektrische schok. Ook dat nog! Het is me zooooo duidelijk: ik moet hier niet zijn!
Donderdag opnieuw een hele dag lesgeven, ondertussen is de temperatuur minstens 15 graden gedaald. Het is een hele fijne groep. Ik probeer alles te geven en elk vrij moment te rusten. De deelnemers zijn enthousiast. Ik vertel ergens – in een authentieke opstoot – over mijn ‘ik moet hier niet zijn’ (Wel een beetje spannend, want ik wil ook niet de indruk geven dat ik niet bij hén wil zijn!). Dus aan het einde neemt een deelnemer het woord nog even om te zeggen dat ze wel begrijpt dat het moeilijk is om hier zo ziek te zijn, maar dat ik de verkeerde conclusie trek. Dat het een groot verlies zou zijn als ik niet langer zou meedoen met het project… Je weet wel, van die complimenten. Ik probeer ze zo goed mogelijk te ontvangen – ook al heb ik zelf het gevoel dat ik echt niet 100% gepresteerd heb. Wanneer ik naar mijn kamer stap, denk ik: ‘ja het is ook wel leuk he’ en ik struikel prompt op de trap en val languit op mijn zij. Ik krabbel recht, tegelijkertijd kermend van de pijn en lachend van de betekenisvolheid. Ik blijf staan, kijk strak naar de hemel (zonder zelfs te checken of er iemand in de buurt is) en zeg luidop: ‘Hoeveel complimenten ik nog zal krijgen, geen nood, ik ga het niet meer doen! Ik heb de boodschap begrepen! Je hoeft me geen reminders meer te sturen!’. Dan stap ik resoluut naar de kamer en val in slaap. Gelukkig zetten Kris en Katrien een bordje voor me opzij.
Kris herstelt blijkbaar wat sneller. Maar ook Katrien is ondertussen geveld. En enkele deelnemers kampen met dezelfde symptomen. Nee, het is niet van de zon! Dit is een virus!
Donderdagavond de bewegingssessie. Ik probeer Katrien zo goed en zo kwaad als ik kan te ondersteunen bij de workshop. En toch maar weer meteen het bed in.
Vrijdag, de laatste dag. Deze ochtend verzorgen we een afscheidsritueel en dan komt de Belgische Ambassadeur met zijn vrouw en de Gouverneur van de Danuba Delta en nog wat mensen, voor een officieel gedeelte. Ik twijfel wat ik zal aantrekken. Deze week heb ik vooral gekozen voor losse ‘makkelijk hanteerbare’ kleding. Maar dit is wel de laatste dag!
Ik beslis om mijn mooiste kleedje aan te doen. Appelblauwzeegroen, dat haalt het beste in me naar boven. Ik mag dan wel nog niet uit het as herrezen zijn, maar ik kan het op zijn minst in een schone urne verpakken! En ik geniet van de complimentjes 😉
Alles verloopt goed. Halverwege een verhaal gewoon rechtstaan en weglopen wordt niet meer als ‘onbeleefd’ maar als ‘doe vooral!’ ervaren.
Tijd voor afscheid van deelnemers, van de ambassadeur en zijn echtgenote, en ’s avonds ook van de mensen van de organisatie. Want wij vertrekken met drie vroeg in de ochtend naar Constanta, waar we de trein nemen naar Boekarest. Daar laat ik Katrien en Kris achter, die de stad gaan verkennen en ik neem een taxi naar de luchthaven voor een vlucht naar Athene…
Terug op Griekse bodem…
Wanneer mijn vliegtuig met een paar minuten vertraging landt, beslis ik om me niet te haasten om die shuttle van 18u30 te halen. Ik zal wel op mijn gemak een koffietje drinken en die van 19u30 nemen. Ik ga naar het toilet en het eerste wat me opvalt is de geur – zo fris – en dan ook de netheid. Zo anders dan in Boekarest. En meteen is het iets minder erg om wéér op het toilet te zitten. Ik wandel door en zie mijn valies, die blijkbaar als eerste op de band ligt, dus rep ik me toch maar om ze nog te pakken. Het is nog maar 18u22, dus wie weet? En jawel, ik wandel naar de parking en de shuttle staat er nog. Dus ben ik toch lekker om 19u op mijn kamer. Een fijne kamer: einde van de gang mét zicht op zee! En ik durf het bijna niet te schrijven maar: ik denk dat het ‘gekeerd’ is. Ik zit terug op de positieve flow! (Ik kreeg zelfs een berichtje dat de uitlaat van mijn auto gemaakt is!) Dus drink ik met alle vertrouwen een Freddo Cappucino en ga ik seffens lekker Grieks eten mét een Ouzo!
Almost home.