Het is een heel bijzonder gevoel om mijn eiland voor één (of zelfs een halve) dag te verlaten. Fijn. Voelen dat hier je thuis is en dat je straks kan terugkomen. Meestal als ik Naxos verlaat, rollen er tranen omdat ik weet dat ik mijn paradijs zal missen -ook al is het vaak maar voor een week of zes. Maar nu is het anders. Ik ga gewoon een boodschap doen in Paros. Naar de vodaphone-winkel een nieuwe sim-kaart halen.

Het is de eerste keer dat ik zo ‘licht’ op de boot stap. In het verleden keek ik met een zweem van jaloezie naar de mensen met een klein rugzakje. Zelf stond ik er altijd met een grote rugzak van 12 kilo op mijn rug en nog een dagrugzak vooraan. Soms ook nog wat plastiek zakjes in de hand – als we van het ene naar het andere eiland gingen nog eten over hadden. En dan keek ik dus jaloers naar die mensen en vroeg me af hoe ze dat toch deden. Want zelfs als ik op daguitstap ging, had ik altijd een stevige rugzak mee. Je moet toch voorzien zijn! Standaard was er altijd wat zwemmateriaal mee. Je wist nooit of je het water in wilde. Dus een bikini, een doek om op te zitten en een handdoek. Iets om te knabbelen (wat fruit, wat noten of een droog koekje), natuurlijk zonnemelk en mijn Sigg-fles (ja, ik deed ook toen al aan een drinkbus!)., maar ook een zakmes, zaklamp, thermisch deken, kompas en nog zo van die dingen die toch standaard in een ‘dagtrekrugzak’ horen. Althans in mijn wereld. Een wereld van angst en controle? Dat zou ik toen niet hebben kunnen horen! Nee, een wereld van voorzienigheid.
Nu reis ik met een handtasje. Daarin zitten 2 telefoons (ja, mijn Griekse moest ook mee, want die krijgt een nieuwe sim), mijn portefeuille en één zakje met overlevingsmateriaal (i.c. een oplader, een mini-zakmesje, een busje Dafalgan (wat ik zelf eigenlijk nooit gebruik, maar wat ik regelmatig uitdeel) pleisters, enkele post-its, en wat persoonlijke herinneringen). Verder nog wat tandenstokers, zakjes canderel (voor mijn fredo cappucino), een schriftje, pen en een doosje Frisk. Ik heb natuurlijk ook mijn waterfles mee. Maar c’est tout!
Ik vind dat een indrukwekkende evolutie, als ik eerlijk ben. Ja, het kan nog ‘beter’. Sommige mensen gaan alleen met hun gsm, met in het hoesje hun bankkaart, identiteitskaart en wat geld. Maar zo ver ga ik nooit geraken. Wil ik eigenlijk ook niet. Maar dus, zo gaat het ook. Lekker licht.

Aankomen op Paros roept honderd herinneringen op. Van de eerste keer met Karine – in 1998. Toen we op Parasporos-caping verbleven en op zoek gingen naar een ruïne, waarover we hadden gelezen (en die we dus niet vonden;-)).  De heuvels links van Paroikia waren toen nog heel woest. Nu staan daar indrukwekkend veel huizen. Wat  twintig jaar met een eiland kan doen!
En ik was hier met Leen in 2005. Ik zie het hotelletje waar we verbleven. Dat was maar 2 euro duurder dan de camping. Dus zetten we onze tent in dehoek en kookten we op ons gasvuurtje op het balkon.
En als ik van de boot stap meen ik een man te herkennen. Omwille van de drukte ga ik door, maar even later zie ik hem opnieuw. Ik vraag: ‘is it possible your name is Vlassis?’ ‘Yes, of course! I thought so when you passed me, I recognised you. You have been staying at my place!’. Ja met Nathalie, twee keer zelfs. Eerst dacht ik een jaar of vijf geleden, maar dan herinner ik me dat we bij hem in de auto, onderweg naar de boot, vernamen dat Michael Jackson onverleden was. Dus het is exact tien jaar gelden. We schudden handen, praten wat. Ik vertel dat ik nu aan de overkant van het water woon.

Wanneer ik door de straatjes struin zie ik veel veranderingen maar ook nog een paar vertrouwde hoekjes, plekjes en terrasjes. En toch voelt het hier vreemd. Er hangt hier echt een andere energie. Moeilijk uit te leggen.

Als ik om een uur of drie terug op Naxos arriveer, vertrekt Filis net aan de haven. Hij geeft me een lift. Hij ging mijn auto even nakijken, maar natuurlijk was dat nog niet gelukt, hij zou het meteen doen. Ik ga dus even binnen en prompt vraag I me of ik geen zin heb om mee te gaan lunchen. En het wordt een fijne babbel. Ik vertel hen beiden over dat gevoel, dat verschil met Paros en ze begrijpen me volledig. Maar misschien is het ook net dat, dat ik in de haven zomaar een lift kan krijgen, dat er onverwacht mensen aan mijn deur of strand staan, of me meevragen om te gaan lunchen. Ook dat maakt Naxos zo bijzonder.

Dus ja, ik hoor thuis op Naxos. En even naar Paros varen maakt dat alleen maar duidelijker.